Parklaan

ELISABETH CATS-SPEELMAN
11 december 1890 (Rotterdam) - 9 april 1943 (Sobibor)

PARKLAAN 14A

Elisabeth (Betsy) Speelman was de middelste dochter in een Rotterdams gezin met drie dochters. Zij trouwde met Lion Cats, die een textielgroothandel had. Toen Lion in maart 1940 op 54-jarige leeftijd overleed, bleef Elisabeth met haar dochter Minny Hanny wonen aan de Parklaan 14A. Elisabeth had het pand, dat beneden in gebruik was geweest als bedrijfsruimte voor de textielgroothandel van haar man, in eigendom. Zij had geen beroep, maar wordt genoemd als afgevaardigde van een Haarlemse tak van een vereniging voor de bescherming van joodse meisjes.

In oktober 1942 vaardigde de Haarlemse politie een opsporingsbevel uit tegen Elisabeth Cats-Speelman en haar dochter Minny Hanny Cats omdat zij ervan verdacht werden ‘van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben’. Dit wil zeggen dat ze waren ondergedoken. Omdat hun huis door de nazi’s gevorderd was, woonden zij korte tijd op de Schotersingel 7, waarna ze onderdoken in de buurt van Breda. Daar zijn ze, mogelijk door verraad, ontdekt. 

Op 26 februari 1943 kwamen Betsy en Minny aan in kamp Vught. Van hieruit zijn ze op 31 maart 1943 met een straftransport gedeporteerd naar Westerbork. Daar kwamen zij terecht in barak 57, waar de gevangenen batterijen moesten demonteren. Op 6 april 1943 werden zij op transport gezet naar Sobibor. Bij aankomst in Sobibor op 9 april 1943 is Elisabeth meteen vermoord. 

Deportatie uit Westerbork op 6 april 1943.

Vermoord in Sobibor op 9 april 1943.

Zij werd 52 jaar.

De drie zusjes Speelman rond 1896. Betsy is vermoedelijk de middelste.

MINNY CATS-SPEELMAN
6 maart 1920 (Haarlem) - 14 oktober 1943 (Sobibor)

PARKLAAN 14A

Minny Hanny Cats (Minny) was de enige dochter van Elisabeth Speelman en Lion Cats. Na de dood van haar vader in maart 1940 bleef zij samen met haar moeder wonen aan de Parklaan 14A. Zij werkte als stenotypiste.

In oktober 1942 vaardigde de Haarlemse politie een opsporingsbevel uit tegen Elisabeth Cats-Speelman en haar dochter Minny Hanny Cats omdat zij ervan verdacht werden ‘van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben’. Dit wil zeggen dat ze waren ondergedoken, vermoedelijk in de buurt van Breda. Daar zijn ze, mogelijk door verraad, ontdekt. 

Op 26 februari 1943 kwam Minny samen met haar moeder Betsy aan in kamp Vught. Van hieruit zijn ze op 31 maart 1943 met een straftransport gedeporteerd naar Westerbork. Daar kwamen zij terecht in barak 57, waar de gevangenen batterijen moesten demonteren. Op 6 april 1943 zijn zij op transport gezet naar Sobibor. Bij aankomst in dat vernietigingskamp werden, naast een aantal mannen, 28 meisjes geselecteerd voor dwangarbeid. Minny Cats was één van hen. Zij werkte in de sorteerbarak, waar kleren en andere spullen van de slachtoffers gesorteerd werden. 

De Tsjech Kurt Thomas, met wie Minny in Sobibor bevriend raakte, getuigde na de oorlog over haar: ‘Minny was begin twintig, ze was lang en had een prachtig figuurtje. Ze was een aantrekkelijke brunette met een knap uiterlijk. Je kon merken dat ze een goede opvoeding had genoten, ze kwam uit een respectabele familie. Daarnaast was ze goed opgeleid: behalve Nederlands sprak ze uitstekend Engels en Duits. In haar geboortestad Haarlem had ze proberen onder te duiken, maar ze was ontdekt en naar Westerbork gebracht.’

Op 14 oktober 1943 brak onder de gevangenen van Sobibor een opstand uit. Omdat de betrokkenen bij de opstand geheimhoudingsplicht hadden, was Minny van te voren niet op de hoogte. In de chaos van de opstand is het haar niet gelukt om te vluchten. Tijdens of meteen na de opstand is Minny door een SS’er of kampbewaker doodgeschoten. 

Deportatie uit Westerbork op 6 april 1943.

Vermoord in Sobibor op 14 oktober 1943.

Zij werd 23 jaar.

Vorige
Vorige

Kijkduinstraat

Volgende
Volgende

Zijlweg