Houtplein  

BENJAMIN COHEN
13 juni 1890 (Dordrecht) – 15 december 1942 (Auschwitz)

Houtplein 15

Benjamin Cohen was in 1890 in Dordrecht geboren als de benjamin in een gezin van elf kinderen, met als vader Meijer Joseph Cohen (1846-1909) en moeder Rosetta de Heer (1850-1917). Hij trouwde in juli 1920 in Amsterdam met Roosje van Wezel, dat wil zeggen bij volmacht want Benjamin zelf was toen in Soerabaja – hij had een van Roosjes zwagers gemachtigd om hem met Roosje te trouwen.

In 1933 verhuisde het gezin, met inmiddels drie kinderen, vanuit Amsterdam naar de Generaal Cronjéstraat 89 in Haarlem – de huidige lijstenwinkel Kanis –, en opende daar een winkel in goud en sieraden. Samenvallend met het vijfjarig bestaan verhuisden de winkel en het gezin in 1938 naar Houtplein 15, destijds kortweg Plein geheten. Omdat Joden van de bezetter geen eigen bedrijf mochten hebben, haalde Benjamin een niet-Joodse partner in de zaak, goudsmid H.J. Stuurman. Tot ongeveer 1983 is de juwelierszaak Stuurman & Cohen een begrip in Haarlem geweest.

Dat heeft Benjamin zelf niet mogen meemaken. Het gezin dook in augustus 1942 op verschillende adressen onder. Benjamin verschool zich bij Johanna Oskam op de Atjehstraat, die ook twee Amsterdamse Joden in huis had. Zij werden echter al half november verraden, in Amsterdam gevangen gehouden, daarna naar Westerbork gebracht en op 12 december naar Auschwitz gestuurd, waar Benjamin drie dagen later werd vergast. Mevrouw Oskam werd in de Scheveningse gevangenis verhoord en heeft de rest van haar leven als gevolg van de ondergane martelingen slecht kunnen lopen.

Benjamins vrouw Roosje en dochter Elly bezweken kort voor het eind van de oorlog in Bergen-Belsen, zijn zoons Max en Eduard overleefden de oorlog. Max zette de juwelierszaak met Stuurman voort. Van de tien broers en zussen van Benjamin, en zijn meer dan 20 neven en nichten,  hebben maar zeer weinigen de sjoa overleefd.

Deportatie uit Westerbork op 12 december 1942.

Vermoord in Auschwitz op 15 december 1942.

Hij werd 52 jaar.

ROOSJE COHEN-VAN WEZEL
19 oktober 1888 (Amsterdam) – 9 april 1945 (Bergen-Belsen)

Houtplein 15

Roosje van Wezel werd op de Utrechtsedwarsstraat in Amsterdam geboren, als zesde van acht kinderen van de slager Benjamin van Wezel en zijn vrouw Kaatje Kleinkramer. Op 28 juli 1920 trouwde zij in Amsterdam met de ‘koopman’ Benjamin Cohen. Die zelf was er niet bij, hij verbleef in Soerabaja en werd door Roosje’s zwager Joseph Blitz als gevolmachtigde vertegenwoordigd. Daarna is Roosje naar Soerabaja gereisd en daar werd een jaar later haar dochter Elly geboren. Met Elly kwam het gezin niet veel later terug naar Amsterdam, waar in 1923 Max en in 1925 Eduard werd geboren.

Het gezin verhuisde een paar maal binnen Amsterdam, alvorens in 1933 naar de Generaal Cronjéstraat 89 in Haarlem te verhuizen. Daar openden Roosje en Benjamin een winkel in goud en sieraden. Een klein eindje verderop hadden Roosjes zus Sientje en haar man Philippus van Coeverden een winkel die te boek stond als sigarenwinkel maar die ook adverteerde met de inkoop van goud, zilver en diamant. Na vijf jaar verlieten Roosje en Benjamin de Cronjéstraat, en heropenden ze de winkel op het Houtplein, waar zij ook boven gingen wonen.

In augustus dook het gezin op verschillende adressen onder. Roosje en Elly wisten lang onder de radar te blijven, maar belandden op de dag van de invasie in Normandië toch in Westerbork. Het transport van 31 juli 1944 bracht 231 mensen naar Theresienstadt en 178 naar Bergen-Belsen, onder wie Roosje en Elly. Elly bezweek daar eind maart 1945 en Roosje op 9 april, slechts zes dagen voordat de Britten het kamp zouden bevrijden. 

Hun man en vader Benjamin was al in november 1942 verraden en een maand later vergast in Auschwitz. De beide zoons Max en Eduard hebben de oorlog overleefd, ondergedoken in Haarlem-Noord. Er leeft nog een behoorlijk aantal nabestaanden van de zeven broers en zussen van Roosje, ten dele in het buitenland.

Deportatie uit Westerbork op 31 juli 1944

Vermoord in Bergen-Belsen, op 9 april 1945.

Zij werd 56 jaar.

ELLY COHEN
11 juli 1921 (Soerabaja) – 27 maart 1945 (Bergen-Belsen)

Houtplein 15

Elly Cohen is geboren tijdens het verblijf van haar pasgetrouwde ouders, Benjamin Cohen en Roosje van Wezel, in Soerabaja. Ze zal er weinig herinnering aan gehad hebben, want al binnen twee jaar was het gezin terug in Amsterdam. Daar kwamen haar broers Max en Eduard ter wereld, in 1923 en 1925. Elly kwam met haar ouders mee naar Haarlem in 1933, toen zij op de Generaal Cronjéstraat een juwelierszaak openden. Vijf jaar later verhuisde het gezin, met de winkel, naar het Houtplein (toen Plein geheten).

In 1942 zag het gezin zich genoodzaakt onder te duiken. Vader Benjamin verbleef op de Atjehstraat, moeder Roosje en Elly verbleven op een ander adres, en de broers Max en Eduard op weer een andere plek. Over de onderduikperiode is veel bewaard gebleven. De jongens hielden dagboeken bij en die bevinden zich nu bij het NIOD. Er zijn ook brieven bewaard die erop wijzen dat de gezinsleden wel veel onderling contact hielden, ook nadat Benjamin al in november 1942 was verraden en naar Auschwitz gestuurd.

Elly en haar moeder bleven lang uit handen van de bezetter, maar werden op 6 juni 1944 – de dag van de invasie in Normandië – in Westerbork opgesloten in de strafbarak 67, die bestemd was voor opgepakte onderduikers. De eerstvolgende trein naar het oosten ging pas weer op 31 juli, en bracht Roosje en Elly in Bergen-Belsen. Daar zullen ze gehoopt hebben op overleving, maar de afschuwelijke omstandigheden en ziekten in het kamp overleefden zij niet. Elly stierf er op 27 maart 1945 en Roosje twee weken later, toen de Britse troepen al nabij waren.

Elly’s broers overleefden de oorlog dankzij de onderduikhulp van de familie Huijboom in Haarlem-Noord. Beide werden net als hun vader goud- en zilversmid. Eduard had een atelier als zilversmid en Max keerde terug naar de winkel op het Houtplein, die onder de niet-Joodse compagnon Stuurman in bedrijf had kunnen blijven onder de naam Stuurman & Cohen, zoals vele Haarlemmers die tot in de jaren ’80 gekend zullen hebben.

Deportatie uit Westerbork op 31 juli 1944.

Vermoord in Bergen-Belsen op 27 maart 1945.

Zij werd 23 jaar.

Vorige
Vorige

Grote Houtstraat

Volgende
Volgende

Gedempte Oude Gracht