Burgemeester Boreelstraat

Annelies en Joost van Praag, circa 1939

JOOST BERNARD VAN PRAAG
5 maart 1910 (Rotterdam) – 30 april 1943 (Midden Europa)

Burgemeester Boreelstraat 4zw

Joost Bernard van Praag is in Rotterdam geboren als zoon van de arts Simon Joseph van Praag (1869-Sobibor 1943) en Elisabeth ‘Betsy’ van Praag-Barends (1876-1938). Hij gaat eerst in Rotterdam naar het Erasmiaans Gymnasium en vervolgens in Haarlem naar het Stedelijk Gymnasium waar hij in 1929 slaagt voor het eindexamen. De wisseling van school houdt verband met het feit dat de vader van Joost als arts met pensioen gaat en Rotterdam verwisselt voor Heemstede. Zijn kapitaal zet hij onder andere vast in huizen: 19 in Haarlem en zijn woonhuis in Heemstede, Jan van Goyenstraat 15. In de oorlog komen die huizen deels in bezit van de beruchte opkoper Piet Oor. Na de oorlog vallen de huizen weliswaar formeel weer toe aan Simon van Praag maar omdat hij ‘afwezig’ is (lees: vermoord), worden zij in 1955 geveild.

Joost is een groot liefhebber van jazz en komt in 1931 in de redactie van het nieuwe blad De Jazzwereld. In de zomer van 1933 biedt hij samen met zijn medelid Henk Niesen in het Scheveningse Kurhaus Duke Ellington het erelidmaatschap aan van hun club. Hij behoort in 1933 ook tot de initiatiefnemers tot het oprichten van de Nederlandse Hot Club. Joost is met name onder de indruk van zwarte musici en hun opvatting van jazz; die uitgesproken voorkeur leidt later in de jaren 1930 tot irritaties en heeft tot gevolg dat zijn medewerking aan De Jazzwereld niet meer op prijs wordt gesteld. Joost is ook een goede bekende van Barend ofwel Boy ten Hove die met zijn gezin in de Voorduinstraat woont (tevens logeeradres van bekende jazzmusici zoals Freddy Johnson en Duke Elllington). Ten Hove maakt naam met karikaturale portretten van jazzmusici. In november 1945 verschijnt postuum een laatste bijdrage over jazz van Joost van Praag: over een optreden van Duke Ellington in april 1939 in Nederland, in het Franse blad Jazz Hot.

In juli 1936 zet Joost een verrassende stap. Hij plaatst een advertentie in het blad De Boerderij met de vraag of hij “ter opleiding voor Palestina” tegen kost en inwoning kan komen werken op een gemengd boerenbedrijf. Het leidt tot een stage van enkele maanden in het najaar van 1936 op een boerderij in Anna Paulowna. Dit initiatief van Joost doet denken aan het gemeenschappelijk oefenen in het landbouwbedrijf van joodse jongeren dat in 1934 van start ging in Franeker ter voorbereiding van vestiging in Palestina. Waarschijnlijk heeft Joost in de Wieringermeer ook kennisgemaakt met het joodse werkdorp Nieuwesluis waar uit Duitsland en Oostenrijk gevluchten joden zich bekwaamden in ambachten en specifiek in het landbouwbedrijf.

Joost zet zijn plannen voor Palestina niet door. In Haarlem leert hij Annelies Hagens kennen. De ondertrouw met haar wordt op 16 augustus 1939 in het Haarlems Dagblad aangekondigd. Twee weken later bij het sluiten van het huwelijk voor de burgerlijke stand zijn André Morel (69), zijn oom Samuel Barends (64), en zijn tantje Netje van Praag (71) als getuigen aanwezig. André Morel was een collega-arts van vader Simon. Zij werkten beiden in Rotterdam en zullen na hun pensioen contact hebben gehouden.

Barend ten Hoves in 1936 geboren zoon Jan herinnert zich het huis aan de Burgemeester Boreelstraat van visites aan het echtpaar Van Praag-Hagens. Zijn ouders waarschuwen Joost en Annelies in de beginjaren van de oorlog om zoveel mogelijk binnen te blijven. Hij herinnert zich ook uit hun verhalen dat Joost en Annelies weggingen in de verwachting van tewerkstelling in een werkkamp en terugkeer na de oorlog.

Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.

Vermoord in Midden Europa op 30 april 1943.

Hij werd 33 jaar.

Bronnen: Ate van Delden en Jan ten Hove; Nederlands Jazzarchief; M. Blauw, Roof en rechtsherstel in Haarlem. Vastgoed uit joods bezit en de rol van de gemeente tijdens de bezetting en de naoorlogse jaren. Radboud Universiteit Nijmegen 2021;  H.B.J. Stegeman, J.P. Vorsteveld en J.W. Reutlinger, Het Joodse werkdorp in de Wieringermeer, 1934-1941. Zutphen 1983.

ANNELIES VAN PRAAG-HAGENS
24 januari 1918 (Danzig) – 31 augustus 1942 (Auschwitz)

Burgemeester Boreelstraat 4zw

Annelies Hagens is geboren in 1918 in Gdansk (Danzig) uit een relatie tussen Emma Poms (geb. Warschau 1895) en Alexander Hagens (1878- Apeldoorn 11 december 1942). Annelies’ vader is geboren in St. Jacobiparochie in Friesland en opgeleid als kleermaker en koopman. Vanuit Leeuwarden komt hij met het ouderlijk gezin te wonen in Amsterdam. Tot 1905 werkt hij samen met zijn vader Hartog Hagens. Zijn werk brengt hem naar verschillende plaatsen in Nederland en Duitsland. Op 26 april 1904 trouwt Alexander (‘Alex’) Hagens in Erfurt met Alma Emilie (‘Alma’) Strecker (Erfurt 1879-Haarlem 26 oktober 1942). Zij is de dochter van Franz Strecker, in 1905 in Braunschweig herbergier van de Thüringer ofwel Berliner Hof, en Clara Tietze. Alma’s moeder is luthers en Alma staat later ook in Nederland geregistreerd als luthers. Het huwelijk van Alexander en Alma blijft kinderloos.

Het lijkt erop dat vader Alexander aanvankelijk uit beeld verdwijnt bij de opvoeding van Annelies. Moeder Poms zorgt voor haar. Zij krijgt tussen 1914 en 1920 drie kinderen, alle drie waarschijnlijk uit verschillende relaties. Misschien mede daardoor komt Annelies voor met verschillende voor- en achternamen: Annelies, Ruth Annelies, Anneliese Ruth en Ruth als voornamen en Hagens en Poms als achternamen. Annelies, zo blijkt uit gegevens van de stad Duisburg waar zij met haar moeder en stiefvader Jakob Sand in 1920 woont, had een oudere (half-)zus Erna (geb. Giessen 4 juni 1914) en een jongere (half-)broer Hans Sand. Tussen 1920 en 1950 staat slager Sand in het Duisburgse adresboek vermeld op verschillende adressen. De ononderbroken vermelding maakt het waarschijnlijk dat hij niet-joods was. Die status beschermde misschien ook Emma Poms tegen deportatie en moord. Emma was een dochter van de sigarenmaker Jakob Leiser ‘Jacques’ Poms (1862-Würzburg 1933) en Lina/Lea Steinmann (1868-Brussel 1950). Het gezin Poms was achtereenvolgens gevestigd in Warschau, St. Petersburg, Londen, Berlijn en Würzburg. Emma’s ouders waren orthodox joods. Verschillende van hun kinderen, onder wie Emma’s broer Heinrich (1901-Basel 1973), bekeren zich tot christendom. Emma’s moeder, haar broer Max en de zussen Sally/Rose en Elisa/Elsa overleven de oorlog in België; Heinrich overleeft in Engeland. Emma’s oudere broer Hermann/Hersch Poms (geb. 1894) wordt in België opgepakt en op 27 januari 1943 in Auschwitz vermoord.

In de jaren 1930 komt Alexander Hagens opnieuw in beeld in combinatie met zijn dochter Annelies. In 1933 woont Annelies waarschijnlijk bij haar vader en haar stiefmoeder Alma Strecker in Berlijn. Daar staat Alexander dan geregistreerd in het Berlijnse adresboek op Blumenthalstrasse 2. Het gezin maakt daar van nabij de machtsovername van Hitler en de anti-joodse excessen van dat jaar mee. Vanuit Berlijn verhuist Alexander met Alma naar Arnhem en van daar naar Den Haag. Vanaf januari 1934 staat het echtpaar in Den Haag geregistreerd. Op 2 februari komt Annelies vanuit Berlijn in Den Haag  bij hen te wonen: zij slaat de ‘tussenstop’ Arnhem dus over. Haar Duitse staatsburgerschap wordt in 1935 door de Nazi-autoriteiten ingetrokken hetgeen in 1939 bij haar huwelijk met Joost van Praag tot gevolg heeft dat zij in Nederland als statenloos wordt geregistreerd. Na ruim drie jaar in Den Haag te hebben gewoond volgt de verhuizing, op 6 juni 1937, naar de Burgemeester Boreelstraat 4zw in Haarlem van het gezin Hagens-Strecker. Mogelijk komt Annelies in Haarlem in contact met Joost van Praag via diens vader Simon, gepensioneerd arts. Die zet zich namelijk als van een Haarlems comité in voor de opvang van arme, Duitse naar Nederland uitgeweken joden. Mogelijk helpt vader Simon haar ook aan een baan: uit een postwissel in de collectie van het Joods Museum blijkt dat omstreeks 1940 in het ziekenhuis Mariastichting in Haarlem een mejuffrouw A. Hagens werkt.

Vader Alexander gaat in april 1939 vanuit Haarlem naar Apeldoorn om opgenomen te worden in het “Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht” in het Apeldoornse Bos. Zijn broer Henri (in 1943 in Auschwitz vermoord) wordt daar eveneens verpleegd. Alexander Hagens overlijdt op 11 december 1942 in Apeldoorn aan longtuberculose. Op 30 augustus 1939 trouwt Annelies in Haarlem met Joost van Praag. Terwijl voor Joost de trouwakte melding maakt van zijn ouders en drie getuigen, staat voor Annelies alleen genoteerd dat haar moeder Emma Poms was. De namen van haar vader en haar stiefmoeder Alma worden niet vermeld in de akte. Bijna drie jaar na het huwelijk, in augustus 1942, volgt het transport naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz van het echtpaar Van Praag-Hagens.

De familie Barend ten Hove, goede bekende van Joost door de jazz, heeft vanaf omstreeks 1937 contact met Alma Strecker. Zij blijft na augustus 1942 in Haarlem als enige over qua contact. In de jaren daarvoor woonde zij achtereenvolgens op het adres Burgemeester Boreelstraat 4zw, vanaf augustus 1940 in het rusthuis De Kolibri op Kleverparkweg 69 en vanaf maart 1941 weer op de Burgemeester Boreelstraat. Zij is ziekelijk en trekt in 1942 op enig moment in bij de familie Ten Hove. Het is Barends echtgenote Mary Schlüter die het overlijden van Alma op 28 oktober 1942 meldt bij de Haarlemse burgerlijke stand. In de familie Ten Hove blijven foto’s uit het bezit van de echtparen Hagens-Strecker en Van Praag-Hagens bewaard, waaronder een foto van Annelies als zij anderhalf jaar oud is en een foto van het echtpaar Van Praag-Hagens op de fiets.

Deportatie uit Westerbork op 28 augustus 1942.

Vermoord in Auschwitz op 31 augustus 1942.

Zij werd 24 jaar.

Bronnen: Michael Hepp, Die Ausbürgerung Deutscher Staatsangehöriger 1933-45 nach dem Reichsanzeiger veröffentlichten Listen. München/New York, 1985-’88; Jan Maes, De Ster en het Kruis. De Gereformeerde Jodenzending in Antwerpen en Brussel (1931-1948). Brussel 2020; Nicholas Railton, ‘Escaping from Sodom: A Christian Jew Encounters German Antisemitism”, in: The Journal of Ecclesiastical History 64 (2013) p. 787-826; Reiner Strätz, Biographisches Handbuch Würzburger Juden 1900-1945 (Würzburg 1989) p. 443-444; Karl Strecker, Stammbuch der Familie Strecker… (Wien 1896) p. 285; Archieven van Apeldoorn, Arnhem, Den Haag, Duisburg, Erfurt, Giessen, Haarlem; Joods Museum.

PHILIPPUS LAZARUS DE VRIES
8 augustus 1862 (Veendam) – 26 maart 1943 (Sobibor)

Burgemeester Boreelstraat 6

Philippus Lazarus is geboren in Veendam als zoon van de meubelmaker Lazarus de Vries en Johanna Kamerling. In 1894 huwt hij vanuit zijn toenmalige woonplaats Amsterdam in Nijkerk met Esther Boekbinder (1858-1909: dochter van Leman Abraham Boekbinder en Elizabettha van Rees). Na dit huwelijk wonen zij in Haarlem. Philippus sluit zijn tweede huwelijk in Rotterdam in 1910 met Mietje/‘Marie’ Beffie (1872-1931, dochter van de Rotterdamse zadel- en tuigenmaker Levie Beffie en Schoontje Koopal). Na dit huwelijk woont het gezin in 1914 en 1915 in Amsterdam. Hij staat in 1898 in Rotterdam en in 1915 in Amsterdam genoteerd als handelsreiziger. Uit de twee huwelijken worden vier kinderen geboren: Lazarus (Haarlem, 1895- 2 april 1943 Sobibor: huwt in Haarlem in 1922 Freida Berger uit Horodenka, dochter van Salomon Berger en Rifke Rosenkranz, Johanna (Rotterdam 1898-Heemstede 1993), Elisabettha (1900) en Siegfried Leonard (1912- 21 mei 1943 Sobibor: in 1934 in Haarlem gehuwd met Charlotte van Praag, dochter van Jozef van Praag en Mietje Blokjesman). Alleen Johanna overleeft de oorlog. Zij huwt in 1926 in Schoten Antonius Aarts (1894-1960). Waarschijnlijk betekent haar huwelijk tegelijkertijd onmin met haar familie: bij het huwelijk noteert de ambtenaar van de burgerlijke stand dat Johanna’s vader niet voor de kantonrechter verscheen (om zijn toestemming voor het huwelijk te geven of bezwaar aan te tekenen). Johanna en Antonius exploiteren vanaf 1926 tot in de jaren 1950 een café op Nassaulaan 86. Vandaag de dag is dit schilderachtige café bekend als De Doorzetter. Johanna houdt het pand heel lang in bezit. In 1981 wordt het verkocht.

Philippus Lazarus is koopman in spiegels en lijsten en is in 1923 gevestigd op Schoterweg 7 als “koopman in wandversieringen”. Vanaf omstreeks 1930 is zijn “spiegels- en lijstenfabriek” gevestigd op Parklaan 49. Waarschijnlijk werkt hij daar samen met zijn zonen Lazarus en Siegfried en enkele personeelsleden. Het gezin woont op de Boreelstraat. Na het overlijden van zijn echtgenote en de huwelijken van Lazarus, Johanna en Siegfried Leonard woont Philippus Lazarus bij aanvang van de oorlog in de Burgemeester Boreelstraat alleen nog in het gezelschap van zijn dochter Elisabettha. Op bevel van de Duitse autoriteiten verhuist hij in 1943 met zijn dochter naar Amsterdam alvorens met haar naar Westerbork en vervolgens verder naar Sobibor te worden getransporteerd. Daar is hij net als zij direct na aankomst vermoord.


Deportatie uit Westerbork op 23 maart 1943.

Vermoord in Sobibor op 26 maart 1943.

Hij werd 80 jaar.

ELISABETTHA DE VRIES
12 december 1900 (Haarlem) – 26 maart 1943 (Sobibor)

Burgemeester Boreelstraat 6

Elisabettha, vernoemd naar haar oma van moederskant Elizabettha Boekbinder-Van Rees woont bij het begin van de oorlog samen met haar vader op de Burgemeester Boreelstraat 6 in Haarlem. Zij is waarschijnlijk identiek met de mejuffrouw E. de Vries die in 1921 zitting heeft in de commissie die de viering van het 80-jarig bestaan van de Haarlemse synagoge voorbereidde.

Op 16 februari 1943 wordt door de Duitse autoriteiten opdracht gegeven aan de nog in Haarlem woonachtige joden dat zij moeten verhuizen naar Amsterdam. Dan, of misschien al eerder, trekt zij samen met haar vader in op Nieuwe Kerkstraat 1 in Amsterdam. Op 18 maart 1943 gaat zij met haar vader op transport naar Westerbork en kort daarna, op 23 maart 1943, volgt het transport naar Sobibor. Direct na aankomst is zij daar vermoord.

Elisabettha’s broers en hun gezinsleden werden net als zij vermoord in Duitse kampen. Haar zus Johanna (1898-1993) overleeft de oorlog wel. Zij staat ook niet vermeld op de Duitse lijst van weg te voeren Haarlemse joden; wel woont zij van 1 september 1943 tot 5 juni 1945 in Amsterdam op het adres Lekstraat 152 III: waarschijnlijk als gevolg van de verordening van februari 1943 dat alle Haarlemse joden dienen te verhuizen naar het ‘jodenkwartier’ in Amsterdam. Gemengd getrouwde joden leefden tijdens de oorlog in voortdurende angst voor vervolging. Waarschijnlijk werd Johanna echter niet door de Duitse autoriteiten op een transportlijst gezet: haar huwelijk met de niet-joodse Antonius Aarts beschermde haar uiteindelijk tegen vervolging.

Johanna erft het pand Boreelstraat 6. Kort na het overlijden van haar man verkoopt zij in 1961 het huis aan de Boreelstraat.


Deportatie uit Westerbork op 23 maart 1943.

Vermoord in Sobibor op 26 maart 1943.

Zij werd 42 jaar.

Vorige
Vorige

Frans Halsplein

Volgende
Volgende

Rijksstraatweg