Kleverparkweg

ALBERT JULIUS GARF
12 november 1888 (Amsterdam) – 23 juli 1943 (Sobibor)

Kleverparkweg 35

Albert Julius (meestal alleen met de tweede voornaam aangeduid) was een zoon van de Amsterdamse diamantsnijder Emanuel Julius Garf en diens tweede echtgenote Helena Kooperberg. In Amsterdam doet hij in 1903 examen van de HBS aan de Weteringschans. Bij zijn huwelijk in 1923 met Sara Estella Klara Neter woont Julius inmiddels in Haarlem. Het diamantvak trekt blijkbaar niet want geen van de kinderen van Emanuel Garf volgt in zijn voetsporen. Broer Leonard Karel bijvoorbeeld wordt arts en halfbroer Salomon maakt carrière als schilder en graficus. Julius Graf is bij zijn huwelijk kantoorbediende en later effectenmakelaar en grossier. In de jaren 1920 en ‘30 woont het echtpaar Garf-Neter op Kleverparkweg 35 in Haarlem waar zij goed bevriend zijn met hun buren op nummer 37, de predikant Johan Willem Siertsema, zijn echtgenote Gijsberta van den Burg en hun kinderen.

In de eerste oorlogsdagen van mei 1940 probeert de familie Garf weg te komen uit Nederland via IJmuiden. Als zij daar aankomen staat het zwart van de mensen en blijkt alle scheepsruimte inmiddels bezet. De familie blijft dan in Haarlem wonen, gevolgd door onderduik: eerst van de kinderen en daarna vanaf januari 1942 van de ouders. De ouders en Lennie worden bij een razzia in het Noord-Hollandse Laren opgepakt. Op 15 april 1942 wordt de liquidatie van het kantoor van effectenmakelaar A.J. Garf, per adres Kas-Vereniging Spuistraat 172-174 (Amsterdam), door de Duitse autoriteiten bekendgemaakt in het Algemeen Handelsblad.


Deportatie uit Westerbork op 20 juli 1943.

Vermoord in Sobibor op 23 juli 1943.

Hij werd 54 jaar.

SARA ESTELLA KLARA GARF-NETER
7 oktober 1886 (Goes) – 23 juli 1943 (Sobibor)

Kleverparkweg 35

Sara Estella Klara Neter is in Goes geboren als dochter van de koopman Abraham Neter en Maria Anna de Wit. Na haar worden er nog vier andere kinderen in dit gezin geboren: Nathan Emanuel (1886), Adolf (1885), Isidore (1888) en Klara Maria (1890). De twee broers komen om in de Holocaust en de twee jongste zusjes overlijden kort na hun geboorte.

In 1911 huwt Sara Estella Klara in Arnhem de koopman Eduard Adolph Wijler (1880-1921). Twee jaar na het overlijden van Wijler treedt zij in het huwelijk met Albert Julius Garf. Ter gelegenheid van het huwelijk plaats het echtpaar Garf-Neter nog een advertentie in de Arnhemsche Courant om te bedanken voor de getoonde belangstelling.


Deportatie uit Westerbork op 20 juli 1943.

Vermoord in Sobibor op 23 juli 1943.

Zij werd 56 jaar.

Lennie Garf in 1941

HELENA MARIANNE ‘LENNIE’ GARF
19 juni 1924 (Haarlem) – 23 juli 1943 (Sobibor)

Kleverparkweg 35

Fieke Siertsema van Kleverparkweg 37 en Helena Marianne ‘Lennie’ Garf groeien als buurkinderen samen op en zijn hartsvriendinnen. Zowel het echtpaar Siertsema-Van den Burg als hun kinderen zijn actief in het verzet; het maakt hen extra betrokken bij de familie Garf. Het Joods Museum bezit vier objecten die afkomstig zijn uit het bezit van de familie Garf. Twee daarvan zijn portrettekeningen van Lennie op een- en tweejarige leeftijd, gemaakt door haar oom Salomon. De tekeningen zijn tijdens de oorlog in bewaring gegeven aan de ouders van Fieke Siertsema en later door Fieke geschonken aan het museum.

Lennie Garf is leerlinge van het Kennemer Lyceum van 1937 tot de zomer van 1941. Daarna moet zij naar de Joodse HBS. Kort daarna duikt Lennie samen met haar broer Marius onder. In januari 1942 voegt zij zich bij de ouders op hun onderduikadres in Bloemendaal. Lennie en haar ouders worden bij een razzia in het Noord-Hollandse Laren opgepakt.


Deportatie uit Westerbork op 20 juli 1943.

Vermoord in Sobibor op 23 juli 1943.

Zij werd 19 jaar.

Lennie, vader Albert Julius en Marius Garf

MARIUS LEO GARF
9 februari 1927 (Haarlem) – 31 maart 1944 (Auschwitz)

Kleverparkweg 35

Marius Garf slaagt in de zomer van 1940 voor het toelatingsexamen voor het Kennemer Lyceum in Overveen. In het schooljaar 1940-’41 zit hij er op school. Daarna moet hij de school verlaten vanwege zijn joodse afkomst. Na een periode van onderduik in de omgeving van Haarlem samen met Lennie, duikt Marius onder bij een boerengezin in Limburg. Marius, die naar Engeland hoopt te ontsnappen, loopt in Limburg met vijf andere jongens in een val van de Gestapo. Via Westerbork gaat hij in november 1943 op transport naar Auschwitz.

Samen met 60 andere joodse kinderen, onder wie zijn zus Lennie, wordt zijn naam vermeld op een gedenksteen voor joodse slachtoffers in het Kennemer Lyceum.


Deportatie uit Westerbork op 16 november 1943.

Vermoord in Auschwitz op 31 maart 1944.

Hij werd 17 jaar.

SAM VOS
15 januari 1918 (Coevorden) – 9 april 1943 (Sobibor)

Kleverparkweg 47

Sam Vos (ook als Boebie) woont na verhuizing uit Coevorden met zijn ouders Julius Vos (1882-1963) en Flora van Coevorden (1887-1980), zijn broer Herman (1920-’80) en zijn zus Hetty (1912-’76) vanaf 1923 in Haarlem op Kleverparkweg 47. In 1937 wordt hij opgeroepen voor de militaire dienstkeuring. Hij studeert dan in Enschedé aan de Hogere Textielschool. Hij wordt goedgekeurd, toont daar onder andere zijn rijbewijs A, en na opleiding voor de motorartillerie is hij op 8 maart 1939 geplaatst bij het tiende regiment motorartillerie. Vanaf 10 december 1939 zit hij in de reserve van de Landmacht en op 16 september 1940 wordt hij uitgeschreven. Zijn militaire dienstplicht is de reden dat hij niet met zijn ouders en Herman ontsnapt naar de Verenigde Staten.

In mei 1939 wijkt zijn zus Hetty uit naar de Verenigde Staten. Zij is verloofd met Friedrich Frederick Stern die bij haar vertrek uit Rotterdam daar al woont. Twee maanden later bezitten ook Sams ouders en zijn broer Herman boottickets. In juli 1939 vertrekken zij uit Rotterdam met de Statendam. Later in dat jaar besluiten de ouders echter om terug te keren naar Nederland. Zij stappen op 25 november aan boord van de Noordam en arriveren op 15 december 1939 in Rotterdam. Het is voor oorlog een van de laatste passagierschepen die de heen- en terugvaart maakt op de route Rotterdam-New York. De reden van hun terugkeer is dat zij Sam niet in de steek willen laten. Ongetwijfeld hebben Sam en zijn ouders na 15 december 1939 nog enige tijd met elkaar kunnen doorbrengen. De laatste jaren van de oorlog zitten Sams ouders ondergedoken in Rotterdam. Na de bevrijding wonen zij opnieuw op Kleverparkweg 47. Sams broer Herman nam dienst in het Amerikaanse leger en keerde na de oorlog terug naar Nederland.

Van het jaar 1940 zijn er foto’s bewaard van Frits van Aalten waarop Sam te zien is als paardrijder en liefhebber van fotografie. Op 3 december 1942 verzoekt de commissaris van politie in Haarlem de opsporing van Sam Vos omdat hij niet meer op Kleverparkweg 47 verblijft: hij is ondergedoken. Op 23 maart 1943 wordt hij vermeld in het Amsterdamse politierapport. Hij is dus waarschijnlijk in die stad opgepakt. Hij wordt overgebracht naar het bureau joodse zaken. Kort daarna is hij vervoerd naar Westerbork en daar op 6 april 1943 op transport gezet naar Sobibor waar hij op 9 april 1943 is vermoord.


Deportatie uit Westerbork op 6 april 1943.

Vermoord in Sobibor op 9 april 1943.

Hij werd 25 jaar.

SALOMON VAN AMERONGEN
8 maart 1881 (Haarlem) - Sobibor 2 juli 1943

Kleverparkweg 75

Salomon is geboren als zoon van Emanuel David van Amerongen en Mietje Glazer.  In het gezin groeit Salomon op met zeven broers en zussen. Zij komen vrijwel allemaal om in de oorlog, met hun partners en kinderen. Er zijn enkele uitzonderingen: zijn broer Louis en Marie van Amerongen (1913 - 2004), dochter van Salomons broer Abraham. Salomons broer Louis trouwt in 1913 Esther Heijmans (1877-1943, dochter van Matis Benjamin Heijmans en Jetta de Jong) en woont op Schagchelstraat 29. Louis krijgt met haar drie kinderen, die in de oorlog de dood vonden:  Emanuel David en Max Louis,  op 31 december 1942 vermoord in Spytkowice en in hetzelfde kamp op 15 januari 1943 Hartog Salomon van Amerongen. De zonen behoren tot de Kosel groep: de deportatietrein naar Auschwitz stopte soms op dit station op 80 kilometer voor Auschwitz. Vanuit daar werden mannen tussen de 15 en 50 jaar uit de trein gehaald en te werk gesteld in verscheidene kampen. De zoons Van Amerongen belandden in het primitieve kamp Spytkowice waar zij stierven door harde arbeid, slechte voeding en slechte hygiëne. Esther Heijmans overlijdt in Haarlem op 19 januari 1943. Haar man Louis hertrouwt Annie/Naatje Zendijk (1893-1967). Hij overlijdt in Haarlem in 1954.

In 1917 openen Salomon en Reintje een winkel in porcelein, aardewerk en huishoudelijke artikelen op Grote Houtstraat 11. Een partner waar Salomon zaken mee doet is zijn zwager Henri de Vries. Het is daardoor niet altijd duidelijk wanneer hij met zijn echtgenote samenwerkt of wanneer met zijn zwager. Vanaf 1929 woont het echtpaar Van Amerongen-De Vries op Kleverparkweg 75: een groot huis met centrale verwarming. Vanaf 1929 staat ‘S. van Amerongen de Vries, koopman in manufacturen’ op de Kleverparkweg geregistreerd. Die formulering met de toevoeging ‘de Vries’ doet vermoeden dat Salomons echtgenote een belangrijke rol speelt in de zaak.

In de oorlog wordt het pand op nr. 75 onteigend en verkocht. Na de oorlog komt het pand opnieuw in bezit van Van Amerongens. Zoon Jacob van Amerongen wordt  in 1952 hersteld in zijn recht dat hij de erfgenaam is en dat de onteigening onder Duits bewind onrechtmatig was. Wellicht is Jacob bij deze procedure bijgestaan door zijn oom Louis van Amerongen. Jacob verhuurt het huis aan Michel Philipson (Den Bosch 1910 - Jeruzalem 1986): secretaris, leraar en voorzanger van de joodse gemeente in Haarlem (1947-1975). Dezelfde Philipson doet de aangifte op 29 juni 1954 van het overlijden van Louis van Amerongen. Behalve Emanuel en de hiervoor vermelde zoon Jacob is het tweede kind van Reintje en Salomon een dochter: Hester/Hetty van Amerongen (geb. Haarlem, 11 september 1914). 

Op 12 juni 1943 arriveert Salomon met zijn echtgenote in Westerbork. Ruim twee weken later volgt het transport naar Sobibor.


Deportatie uit Westerbork op 29 juni 1943.

Vermoord in Sobibor op 2 juli  1943.

Hij werd 62 jaar.

REINTJE VAN AMERONGEN-DE VRIES
20 december 1882 (Haarlem) – 2 juli 1943 (Sobibor)

Kleverparkweg 75

Reintje is een dochter van Jacob Abraham de Vries en Hester Jozef Barkelau. Zij heeft zeven broers en zussen: Abraham Jacob (1877), Saartje (1879), Benjamin (1884), Engelina (1886), Henriette (1888), Izak Jacob (1891-1985) en Henri (1894).  

Een zus en een broer overleven de oorlog: Saartje en Izak Jacob (Jacques). Saartje huwt Abraham Heijmans (overl. Breda 1957) en heeft met hem een dochter Maria (1907-1996). Maria huwt Max de Hes (1905-1984) en heeft met hem twee dochters: Myra en Tilly. Gealarmeerd door de Duitse inval in Polen vertrekken de zes hiervoor genoemden uit hun woonplaats Antwerpen en stappen in oktober 1939 in Rotterdam op de S.S. Statendam naar New York en reizen vandaar door naar San Francisco. Saartjes broer Izak Jacob/Jacques (1985) duikt in Nederland onder en woont na de oorlog weer in Haarlem. Broer Abraham Jacob en zijn echtgenote Isaakje Johanna Esther de Vries-Drukker worden in 1942 in Sakrau vermoord, maar hun dochter Hester en haar echtgenoot Jacob van den Berg overleven de oorlog. Broer Benjamin en zijn echtgenote Sara van Kloeten worden in 1944 in Auschwitz vermoord, maar van hun twee kinderen overleeft Jacob ( geb. 8 mei 1914) de oorlog. Veel later herinnert Jacob (Jaap) zich nog hoe de familie in Antwerpen de rest van familie waarschuwde om zo snel mogelijk te vertrekken. Jacob en zijn ouders vertrouwden echter op de status van Nederland als neutraal land, net als in de Eerste Wereldoorlog.

Reintje de Vries huwt op 21 november 1906 Salomon van Amerongen. Het echtpaar woont in 1911 in het centrum op Kleine Houtstraat 2A. Vanaf 1929 woont het echtpaar Van Amerongen-De Vries op Kleverparkweg 75: een groot huis met centrale verwarming. Vanaf de jaren 1930 staat op de Kleverparkweg geregistreerd ‘S. van Amerongen de Vries, koopman in manufacturen’. Die formulering met de toevoeging ‘de Vries’ doet vermoeden dat Reintje een belangrijke rol speelt in de zaak.

Op 12 juni 1943 arriveert Reintje met haar echtgenoot in Westerbork. Ruim twee weken later volgt het transport naar Sobibor.


Deportatie uit Westerbork op 29 juni 1943.

Vermoord in Sobibor op 2 juli  1943.

Zij werd 60 jaar.

EMANUEL VAN AMERONGEN
2 augustus 1911 (Haarlem) – 30 november 1944 (Hailfingen)

Kleverparkweg 75

Emanuel groeit op in het gezin met  zijn jongere zus Hetty (1914-‘43) en broer Jacob. Zus Hetty trouwt  met Salomon/Sam van der Horst (geb. Wageningen, 1913). De inzegening van het huwelijk vindt plaats in de synagoge op de Lange Begijnstraat op 19 februari 1942. De registratie van het wettelijk huwelijk is op 27 februari 1942. Het echtpaar gaat wonen op Statenlaan 29 in Arnhem. Salomon studeerde aan de faculteit wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Na zijn doctoraal volgden aanstellingen aan de HBS in Tiel en het Stedelijk Gymnasium in Arnhem. Na zijn ontslag daar vanwege zijn joods zijn is hij nog conrector en leraar aan het lyceum voor joodse leerlingen in Arnhem: die functie geeft hem aanvankelijk een beschermde status. Op 21 oktober 1942 wordt Salomon op het politiebureau ondervraagd op verdenking van kennis van zijn zus haar onderduikadres. Dit incident en het feit dat steeds meer joodse leerlingen verdwijnen, doet het echtpaar besluiten om onder te duiken. Ze worden na enige tijd opgepakt en komen op 10 april 1943 terecht in Kamp Vught. Vandaar volgt het transport naar Westerbork en op 11 mei 1943 gaan zij op transport naar Sobibor.  Direct na aankomst zijn Salomon en zijn echtgenote op 14 mei 1943 vermoord.  Broer Jacob (Haarlem, 28 november 1917-Utrecht 1997) doet op 6 december 1930 in Haarlem zijn Bar Mitswa. De trotse ouders nodigen dat weekend gasten bij hun thuis uit. Als jongeman is hij eerst winkelbediende en later makelaar. Hij slaagt erin in het Zuiden de oorlog te overleven. Hij meldt zich na de bevrijding van het gebied ten zuiden van de grote rivieren bij het joods registratiebureau in Eindhoven en later, na de bevrijding van het Noord-Nederland, in juni 1945 bij het bureau Nederlands Volksherstel in Utrecht. Vanaf 1946 is Jacob winkelier in Utrecht. Hij trouwt na de oorlog met Annigje van de Kamp.

Van Emanuel wordt  op 21 december 1942 genoteerd dat hij is ondergedoken. Hij wordt opgepakt en arriveert op 18 april 1944 in Westerbork. Op 19 mei 1944 vertrekt Emanuel op transport naar Auschwitz. Vanuit Auschwitz volgt een transport naar KZ Stutthof op 28 oktober 1944 en vervolgens een transport in november 1944 naar KZ Hailfingen/Taiflingen. Hij werkt daar in het gezelschap van 600 andere joodse gevangenen. Hailfingen functioneert drie maanden: van november 1944 tot februari 1945. Op 30 november 1944 volgt de vaststelling van Emanuels dood, waarbij een fictieve hartafwijking als doodsoorzaak wordt genoteerd. Hij wordt gecremeerd op de begraafplaats Unter den Linden in Reutlingen. Sinds 2010 staat op deze begraafplaats een monument met de namen van Emanuel en andere oorlogsslachtoffers.  


Deportatie uit Westerbork op 19 mei 1944.

Vermoord in Hailfingen op 30 november 1944.

Hij  werd 33 jaar.

Vorige
Vorige

Rollandslaan

Volgende
Volgende

Kamerlingh Onnesstraat