Acaciastraat
Isak Isidor met zijn zes kinderen, van wie uiterst links Seraphine
en uiterst rechts Heinz, ca. 1935
ISAK ISIDOR OPPENHEIMER
8 augustus 1863 (Vreden Ahaus, Duitsland) - 20 mei 1940 (Haarlem)
Acaciastraat 26
Isak Isidor – de eerste voornaam komt ook voor als Isaak of Isaac - is een zoon van Herz Isaac Oppenheimer en Sara Heimann (beiden overl. 1902). Hij huwt met Rosa Jacob (1868-1913, dochter van Seelig Jacob en Rike Wolfstein) en krijgt met haar vijf kinderen: Seraphine (Recklinghausen, 1900-1943 Sobibor), Hugo (Essen 1902-1942 Auschwitz), Herbert (Essen, 1904- 1942, Mauthausen), Else Margarete (1906-1990) en Luise (geb. 1907). Na Rosa’s overlijden huwt Isak in 1916 Susanna Cahn (geb. Grevenbroich, 1876) en krijgt met haar een zoon, Heinz Oppenheimer (geb. Düsseldorf, 1917). Begin 1939 vlucht het echtpaar Oppenheimer-Cahn naar Nederland, woont enkele weken in bij het gezin van Isaks oudste dochter Seraphine (zie het verhaal bij Iepenstraat 3) alvorens op 1 maart 1939 te verhuizen naar Colensostraat 17rood en per 1 november 1939 naar Acaciastraat 26.
Isaks tweede vrouw Susanna Cahn is een dochter van Jacob Cahn en Henriëtte Harf. Een jongere broer van haar die eveneens naar Nederland vlucht is David Cahn (1891-Auschwitz 1944). Hij woont na zijn vlucht met zijn vrouw en zoon Heinz Ludwig eerst in Kerkrade en vanaf 16 februari 1940 vlakbij zijn zus op het adres Rijksstraatweg 18rood in Haarlem. Op 16 mei 1940, een dag na de capitulatie van Nederland, wordt verhuisd naar Middenweg 118, gevolgd door terugkeer naar Kerkrade per 31 juli 1941 waar het gezin gaat wonen op het adres Schaesbergerstraat 60. Op het laatste Haarlemse adres was tot de komst van Cahn de leeszaal/bibliotheek Muusse gevestigd. De weduwe Muusse liet blijkbaar alle boeken achter gezien de advertentie die Cahn in oktober 1940 in het Haarlem’s Dagblad plaatst waarbij hij zo’n 600 nieuwe boeken in bibliotheekband te koop aanbiedt. Als Cahn zich opnieuw in Kerkrade vestigt, opent hij daar een leeszaal annex kantoorboekhandel, waarschijnlijk gebruikmakend van de uit Haarlem meegenomen boeken uit de boedel van het gezin Muusse.
In Kerkrade worden David, zijn echtgenote en zijn zoon Heinz Ludwig op 25 augustus 1942 gearresteerd waarna zij een dag later aankomen in Westerbork. Op 21 april 1943 is David op transport gezet naar Theresienstadt en op 28 september 1944 volgt zijn transport naar Auschwitz waar hij twee dagen later, direct na aankomst, is vermoord. Enkele weken na zijn vaders transport naar Theresienstadt trouwt Heinz Ludwig in Westerbork op 10 mei 1943 nog met Didia Klein (1925-2001; dit huwelijk is in oktober 1945 ontbonden). Heinz Ludwig en zijn moeder overleven de oorlog.
Van de zes kinderen van Isak Isidor Oppenheimer worden Seraphine, Hugo en Herbert in de oorlog vermoord. Else Margarete en Luise hebben beiden de kampen overleefd. Heinz en zijn moeder Susanna overleven in de onderduik en emigreren na de oorlog naar Israël.
Kort voordat Rosa Jacob op 24 februari 1913 overlijdt, worden de broertjes Hugo en Herbert ondergebracht in het joodse weeshuis in Paderborn. Van daar gaan zij respectievelijk in 1917 en 1919 bij hun vader en stiefmoeder wonen in Düsseldorf. Hugo vertrekt in 1932 naar Amsterdam en huwt er in 1934 de niet-joodse Alida Cornelia Uitzinger (1907-1989). Zij wonen op het adres Jacob van Lennepstraat 75hs. Hugo is actief als kunstschilder en fotograaf. In 1934 is hun dochter Liselotte geboren. Alida en Hugo scheiden in 1937. Op 8 juli 1942 wordt Hugo in Amsterdam opgepakt, een week voordat bij een razzia nog eens 540 joden worden gearresteerd. Direct daarna volgt het transport via Westerbork naar Auschwitz waar Hugo op 12 september 1942 is vermoord. Liselotte en haar moeder overleven de oorlog in de onderduik. In 1951 wordt de naturalisatie van Alida Oppenheimer-Uitzinger (statenloos geworden door haar huwelijk met Hugo Oppenheimer) officieel vastgelegd in het Staatsblad.
Herbert Oppenheimer woont vanaf 1930 op verschillende adressen in Amsterdam. Zijn laatste adres in de oorlog is Plantage Muidergracht 23hs. Hij staat geregistreerd als vishandelaar en slager en huwt nog op 31 december 1941 met de in Keulen geboren Jeannette Wolff (1905-1943). In Mauthausen wordt over Herberts doodsoorzaak genoteerd dat hij op 3 oktober 1942 “auf der Flucht erschossen” is. Bijna vijf maanden eerder, op 9 april 1942 was zijn zoontje Max geboren. Max is nog geen jaar oud als hij samen met zijn moeder op 2 april 1943 in Sobibor wordt vermoord.
Als koopman en door zijn kinderen is Isak Oppenheimer bekend met Nederland. In 1939 vlucht hij met zijn tweede echtgenote naar Nederland. Bij het uitbreken van de oorlog woont het echtpaar inmiddels op het adres Acaciastraat 26. Kort na de capitulatie, op 20 mei 1940, overlijdt Isak. Als oorzaak van overlijden wordt door de joodse schouwarts Simon Leo Anholt Myodegeneratio cordis ofwel hartfalen op het doodsbriefje genoteerd. Gezien de datum van overlijden kan gedacht worden dat zijn hartfalen mede veroorzaakt werd door de grote spanningen van die weken. Die spanningen werden door joodse vluchtelingen vaak nog sterker gevoeld vanwege hun eerdere ervaringen in en met Nazi-Duitsland. Illustratief is een op 5 april 1938 geschreven brief van Baruch Zuckerman, vertegenwoordiger van het World Jewish Congress in Triëst, waarin hij verklaart waarom in Wenen direct na de Anschluss het aantal begrafenissen van joden sterk toeneemt. Droogjes bericht hij over de oorzaken daarvan dat “zelfmoorden en hartaanvallen de meerderheid vormen”.
Aan Isaks overlijden wordt door de familie geen kennisgegeven middels een advertentie. Zijn overlijden wordt door Mozes van der Hoeden, koster van de joodse gemeente, aangegeven bij de burgerlijke stand en waarschijnlijk is deze koster ook nauw betrokken geweest bij de afwikkeling van zijn begrafenis. Na de capitulatie op 15 mei 1940 overlijden in Nederland veel joden door zelfmoord, zo ook in Haarlem. Dat verklaart waarom tussen 17 en 22 mei 1940 het regelen van elf begrafenissen in Haarlem, waaronder die van Isak, qua logistiek en kosten wordt samengevat in de boekhouding van de joodse gemeente. Op 22 mei is Isaks begrafenis de laatste van een reeks op de joodse begraafplaats aan de Amsterdamse Vaart. Schoonzoon David Koe is het aanspreekpunt namens de familie. De kosten van de begrafenis komen voor rekening van de joodse gemeente. Waarschijnlijk is er voor Isak een al dan niet tijdelijk grafteken geplaatst. Dit grafteken is verdwenen maar de locatie is wel geregistreerd op een plattegrond. Begin oktober 2025 is alsnog een grafsteen voor hem geplaatst.
Kort na Isaks overlijden verhuist Susanna Oppenheimer-Cahn naar het adres Sparrenstraat 20. Daar voegt haar zoon Heinz zich in juli 1940 bij haar. Op 4 september 1940 krijgen niet-Nederlandse joden het bevel uit de kuststreek te verhuizen. Susanna Oppenheimer-Cahn en haar zoon vestigen zich in de week van 18 oktober 1940 in Nijmegen. Zij overleven de oorlog in de onderduik. In Nijmegen zijn voor hen struikelstenen gelegd.
Dood door hartfalen.
Overleden in Haarlem.
Hij werd 76 jaar.
Bronnen: Volkskrant 16 september 2010 (Hugo Oppenheimer); Yad Vashem; Joods Museum, cat.nr. D020689; H.A.J. van Rens, De vervolging van joden en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse provincie Limburg, 2013, p. 303-304; NHA, archief Ned. Isr. Gemeente, inv.nr. 503 (begrafenis Isak Isidor); Ned. Isr. Gemeente Haarlem/Heemstede, ms. plattegrond begraafplaats Amsterdamse vaart (met dank aan Ruben Boas); D. Cesarani, Endlösung. Het lot van de joden, 1933-1949 (Amsterdam/Antwerpen 2018) p. 206.