Iepenstraat
DAVID KOE
27 september 1899 (Amsterdam) - 9 juli 1943 (Sobibor)
Iepenstraat 3
David is een zoon van het Amsterdamse echtpaar Levie Koe en Mietje Overste. Vader Koe is diamantslijper. Enkele kinderen overlijden op zeer jonge leeftijd. Davids zussen Sara, Mina ‘Meintje’, Esther en Kaatje overleven de kinderjaren. Na het overlijden van hun moeder, en het hertrouwen van hun vader met Eva Hartog Peeper, wonen de kinderen niet thuis, maar steeds wisselend bij verschillende ooms en tantes. David woont vanaf augustus 1912 in het joodse kinderhuis De Bergstichting in Laren N.H.. De zussen zijn tussen oktober 1942 en maart 1943 in Auschwitz vermoord.
In december 1928 trouwt David in Amsterdam met Seraphine Oppenheimer. Een van de twee getuigen bij dit huwelijk is Davids zus, de dienstbode Meintje Koe (later gehuwd met Abraham de Vries en dan vlakbij wonend op het adres Lindenstraat 22; zie hun verhaal bij dat adres). David werkt tot het midden van de jaren 1930 bij het bedrijf van de familie Hoofien op het adres Anthoniebreestraat 67 in Amsterdam. Daar is de winkel gevestigd en daar wordt, onder rabbinaal toezicht, roomboter gemaakt. Waarschijnlijk werkt David zowel als winkelbediende en als bezorger van roomboter aan winkels en particulieren elders in de stad. Voor dat laatste werk verwerft hij een rijbewijs en raakt hij ervaren in bezorging op een bakfiets met hulpmotor. Op 24 oktober 1934 treedt hij op als getuige bij het huwelijk van zijn schoonzus Else Margarete met Louis Veerman. Als in december 1934 “onze geachte Patroon” Manasse Hoofien overlijdt, plaatsen de werknemers een rouwadvertentie in het Nieuw Israëlitisch weekblad. Hoofiens overlijden zal indirect de reden zijn geweest voor David om ander werk te zoeken en te verhuizen naar Haarlem.
In mei 1936 verhuist het echtpaar Koe-Oppenheimer met hun dochter Rosa en de in januari 1936 geboren Louis vanuit Amsterdam naar Iepenstraat 3 in Haarlem. Daar wordt het volgend jaar hun zoon Barend David geboren. Aanvankelijk is David nog actief in de boterhandel. Naar voorbeeld van onder andere de gebroeders Van Voolen aan het Spaarne begint hij de Goederenhandel en Spaarkas “Succes” die vloerkleden, gordijnen en jongens- en herenkleding op afbetaling verkoopt. Vanaf december 1938 komt daar De Dekencentrale bij voor de verkoop van wollen en gewatteerde dekens. De handel loopt zo goed dat David 30 maart 1940 nog een advertentie plaatst met de vraag om een “flinke fietsjongen”. In 1941 en 1942 komt het gezin in toenemende armoede terecht: in elkaar opvolgende krantenadvertenties worden spullen te koop aangeboden zoals een Naumann trapnaaimachine, die tot dan gebruikt zal zijn voor het maken en herstellen van de hiervoor genoemde goederen, een stofzuiger of “wegens vertrek” een kolenfornuis. In december 1942 volgt de gedwongen verhuizing naar Anthoniestraat 52: op last van de (Duitse) autoriteiten geeft de afdeling Haarlem van de Amsterdamse Joodse Raad aan een aantal gezinnen in Haarlem de opdracht bij een ander gezin in te gaan wonen. Voor de familie Koe wordt het huis van de familie Simons als nieuw adres opgegeven. Er wordt ingetrokken bij het gezin van bakker Barend Eliazar Simons en hun twee zonen. De tweede vrouw van deze bakker, Sara Koe, is Davids zus. Het bij elkaar gaan wonen van joodse families in die maanden gebeurt vaker: vanwege Duitse maatregelen zoals uitsluiting van de arbeidsmarkt is armoede een steeds nijpender probleem. Kort daarna volgt een nieuwe Duitse maatregel: joodse Haarlemmers dienen vanaf midden februari 1943 te verhuizen naar Amsterdam. Het echtpaar Simons-Koe verhuist naar Amsterdam maar dat verblijf duurt maar kort: zij zijn al op 20 maart 1943 in Auschwitz vermoord.
Het gezin Koe-Oppenheimer trekt in op het adres Weesperstraat 11 bij Seraphines zus Else Margarete ‘Grete’ (1906-1990), haar man Louis Veerman (vermoord in Duitsland, 1 januari 1945) en hun dochtertje Rosa ‘Roosje’ (geb. 1936). Bij het gezin Veerman woont dan ook Louis’ vader Abraham Veerman in (1873-Sobibor 2 juli 1943). Else Margarete en haar dochter overleven de oorlog. Zij maken als ‘Austauschjuden’ deel uit van het zo genoemde verloren transport dat op 10 april uit Bergen-Belsen vertrekt en op 23 april 1945 door Russische troepen bij Tröbitz is bevrijd. Zij emigreren na de oorlog naar Israël. Dankzij hen zijn er foto’s van David, Seraphine en hun kinderen bewaardgebleven.
David Koe en zijn gezin zijn enige tijd vrijgesteld geweest van transport naar een vernietigingskamp omdat David ‘gesperrt’ is vanwege diens bezit van een rijbewijs en ervaring in het expeditiewerk. Zo werkt hij enige tijd als bode voor de Joodse Raad. Vanaf half mei 1943 is het gezin opgesloten in Kamp Vught. De kinderen verblijven gescheiden van de ouders in naar leeftijd ingedeelde kinderbarakken. In mei 1943 wordt David vanuit Kamp Vught enige tijd tewerkgesteld in het werkkamp Moerdijk-NieuwKamp als expediteur ten behoeve van de voedselvoorziening. Het uitstel is van korte duur. Op 3 juli 1943 is hij overgebracht naar Westerbork. Daar treft hij zijn vrouw en kinderen die begin juni 1943 met de zgn. Kindertransporten van Vught naar Westerbork zijn weggevoerd. Drie dagen na zijn aankomst gaat David samen met vrouw en kinderen op transport naar Sobibor. Met dit transport gaat ook Eliazar Barend Simons (1919-Sobibor 9 juli 1943) mee, de zoon van Davids zus Sara Simons-Koe van Anthoniestraat 52.
Deportatie uit Westerbork op 6 juli 1943.
Vermoord in Sobibor op 9 juli 1943.
Hij werd 43 jaar.
Bronnen: Yad Vashem; Ghetto Fighters House Archives, collection Rosa/Roosje Veerman c.q. Shoshana Schneider (dochter van Seraphines zus Else Margarete Oppenheimer, 1906-1990); https://www.joodsamsterdam.nl/weesperstraat/; www.Spurenimvest.de (Dr. Franz-Josef Wittstamm); Peti Pieper; NHA, archief 1472 Sociale Raad Haarlem, inv.nr. 334 ; NHA, archief 3417 Ned. Isr. Gemeente, inv.nr. 363.
Seraphine Koe-Oppenheimer, voor het huis van haar schoonfamilie in de Lindenstraat, met haar kinderen Rosa (links), Louis (vooaan) en op haar arm Barend David, ca. 1939.
SERAPHINE KOE- OPPENHEIMER
15 mei 1900 (Recklinghausen, Duitsland) - 9 juli 1943 (Sobibor)
Iepenstraat 3
Seraphine is het oudste kind van Isak Isidor Oppenheimer en Rosa Jacob (overl. 1913) en groeit op met twee broers en twee zussen. Haar vader hertrouwt in 1916 met Susanna Cahn en krijgt met haar nog een derde zoon in 1917, Heinz. Alle kinderen trekken in de loop van de tijd naar Nederland.
Seraphine wordt in 1921 geregistreerd in het Amsterdamse Vreemdelingenregister als hulp in de huishouding. Zij geeft aan eerder werkzaam te zijn geweest in Arnhem, Düsseldorf en Krefeld. In Amsterdam werkt zij op vijf verschillende adressen, verblijft tussendoor enige tijd in Bergen en verlooft zich met de winkelbediende David Koe. In dit register wordt ook genoteerd dat zij in maart 1928 enige tijd verblijft op het adres “Antonstraat 52” (lees Anthoniestraat 52) in Haarlem: het woon- en werkadres van Davids zus Sara en haar man Barend Simons. Waarschijnlijk vestigt Seraphines jongere zus Luise (geb. 1907) zich mede door haar in 1927 in Amsterdam waar zij verpleegster wordt in het joodse ziekenhuis in de Nieuwe Kerkstraat.
Als koopman reist Seraphines vader regelmatig naar Nederland. Begin 1939 wijkt hij met zijn vrouw uit naar Nederland, waarschijnlijk op de vlucht voor het Naziregime in Duitsland. Na enkele weken bij zijn dochter Seraphine te hebben gelogeerd, gaat het echtpaar wonen op verschillende adressen in Haarlem-Noord. Kort na de capitulatie overlijdt Isak op 20 mei 1940 (zie over hem verder het verhaal bij Acaciastraat 26). Isaks weduwe krijgt in juli 1940 gezelschap van haar zoon Heinz, dan wonend in de Sparrenstraat op nummer 20. In oktober vertrekken Susanna en Heinz naar Nijmegen. Zij duiken vanuit daar onder in de Betuwe en overleven de oorlog. Na de oorlog trouwt Heinz in 1947 in Amsterdam met Margriet Romijn en krijgt met haar in 1948 dochter Judith. Zij emigreren in 1951 naar Haifa. Ook Seraphines zus Luise overleeft de oorlog in de onderduik. Zij woont direct na de oorlog samen met haar andere zus Else Margarete en dochter Rosa in Amsterdam. Zowel Luise, in 1947, als Else Margarete en dochter, in 1954, emigreren naar Israël. In 1999 registreert Rosa Schneider-Veerman bij Yad Vashem de gegevens over de familie Koe-Oppenheimer en andere familieleden.
Seraphine Koe-Oppenheimer woont met haar man tot 28 december 1942 nog op het thuisadres Iepenstraat 3 en daarna op het door nood gedwongen adres Anthoniestraat 52 bij haar schoonzus Sara Koe en diens echtgenoot Simons. Seraphine staat op haar kaart van de Joodse Raad te boek als bediende in een levensmiddelenzaak; misschien werkte ze in het begin van de oorlog in de bakkerij van de familie Simons. Haar laatste adres is Weesperstraat 11 in Amsterdam bij haar zus Else Margarete en haar gezin. Van daar volgt in mei 1943 Seraphines vertrek met de kinderen naar Kamp Vught. Vanuit Vught vertrekken zij op 8 juni met het zgn. Kindertransport naar Westerbork. Daar komt op 3 juli ook haar man aan die tewerkgesteld was aan de Moerdijk waarna het gezin op 6 juli op transport gaat naar Sobibor.
Deportatie uit Westerbork op 6 juli 1943.
Vermoord in Sobibor op 9 juli 1943.
Zij werd 43 jaar.
Bronnen: Yad Vashem; Struikelstenen Nijmegen/Leo van den Munkhof; www.Spureninvest.de (Dr. Franz-Josef Wittstamm).
Rosa Koe, links, met vriendin Netty
op het strand, ca. 1937.
ROSA KOE
29 oktober 1932 (Amsterdam) – 9 juli 1943 (Sobibor)
Iepenstraat 3
Rosa, roepnaam Roos of Roosje, is nog in Amsterdam geboren en verhuist in januari 1936 met haar ouders en haar kort tevoren geboren broertje Louis naar Iepenstraat 3 in Haarlem. Daar groeit zij in dezelfde buurt op als kleinkinderen van het gezin De Vries-Koe op het adres Lindenstraat 22. Een hartsvriendin van Rosa wordt haar leeftijdsgenote en nicht Jeannette ‘Netty’ Eijsker. Ze staan samen op foto’s op het strand en in de buurt en ze wisselen gedichtjes uit voor hun poesie-album.
Op 12 juni 1942 worden diverse nieuwe anti-joodse maatregelen van kracht. Een daarvan is het besluit dat joden hun fietsen en andere vervoermiddelen dienen in te leveren. De familie Koe probeert de autoriteiten voor te zijn en zet op 16 juni 1942 nog snel de “meisjesfiets” van Rosa te koop in de Haarlemsche Courant.
Deportatie uit Westerbork op 6 juli 1943.
Vermoord in Sobibor op 9 juli 1943.
Zij werd 10 jaar.
LOUIS KOE
3 januari 1936 (Amsterdam) – 9 juli 1943 (Sobibor)
Iepenstraat 3
Zoals Louis’ leeftijdgenoot en neef Jan Adelaar junior vertelt, kwam hij met zijn vader Jan Adelaar senior in de oorlog nog langs bij David Koe, misschien in verband met het feit dat de ondergedoken Abraham de Vries en Meintje Koe in augustus 1942 waren opgepakt: zij waren de schoonouders van Jan Adelaar senior en Meintje Koe was Davids zus. Bij die gelegenheid zag Jan junior voor de laatste keer de kindjes Louis en Barend Koe. Van dat contact herinnert hij zich nog dat de twee broertjes door het leven gingen met de koosnamen Loetje en Barendje (elders ook Bobby genoemd). Die laatste ontmoeting is Jan junior altijd bijgebleven.
Deportatie uit Westerbork op 6 juli 1943.
Vermoord in Sobibor op 9 juli 1943.
Hij werd 7 jaar.
BAREND DAVID KOE
29 juli 1937 (Haarlem) – 9 juli 1943 (Sobibor)
Iepenstraat 3
Barendje of Bobby wordt hij door familie en vriendjes genoemd.
Deportatie uit Westerbork op 6 juli 1943.
Vermoord in Sobibor op 9 juli 1943.
Hij werd 5 jaar.